Het is dinsdagavond 19.00 uur als je mijn haar met de tondeuse
millimetert. Ik zit buiten in een waterig zonnetje. Er staat behoorlijk
veel wind, maar ik zit beschut. Als de tondeuse ter afronding mijn
nekhaar scheert, zit ik als vanouds weer in de lederen stoel bij kapper
Kranen, pal tegenover de Lambertuskerk aan het Mariaplein in mijn
geboortedorp Helden. Het ruikt nog altijd heerlijk naar Parfum en
Aftershave in de kapsalon en naar tabak voor de glazen vitrine waar ik
moet afrekenen.
Zie ik kapper Kranen; dan zie ik ook onmiddellijk zijn vrouw met haar
verfijnde lippen en hoog opstaand haar. Ze lacht vriendelijk. Het zal
wel onzin zijn, maar in mijn herinnering is ze zeker een halve meter
langer dan haar echtgenoot.
Behalve zijn sigaret, staat ook de stropdas van de kapper me nog altijd
bij. Kapper Kranen knipt met weinig woorden. De tondeuse gebruikt hij
enkel voor mijn nekhaar. Met een zacht, marterhaar borsteltje veegt hij
soepel de laatste losse haartjes van mijn schouders, alvorens hij met
een korte zwaai het schort verwijdert. Voor we bij de toonbank zijn,
heeft hij met een klaarstaande bezem de boel al schoongeveegd.
Kapper Kranen is al een hele poos overleden. Ik ben blij dat je nu zelf
mijn haar doet.
Maar zo nu en dan, neemt hij het even over.
|
Wekelijks verschijnt een nieuwe
BITS.
Op de hoogte blijven?
(svp je mailadres, o.v.v BITS)
|