Luang Prabang achter me latend, fiets ik stroomopwaarts de Mekong River
volgend, langs tal van kleinschalige industriële werkplaatsen,
autogroothandels, het stedelijk hospitaal, de stadsuniversiteit en
vele, vele eet-drink-prullaria-handeltjes, langzaam het buitengebied
in. Nog net voor het verlaten van de bedrijvigheid, doemen enorme
zuilen op uit het junglegebergte rechts en het bruisende, modderbruine
water van de rivier links.
Afgedekt achter een enorm zeil voor de berg, schuilt een tunnel, welke
straks via een hypermoderne spoorlijn over de rivier, Bangkok
(Thailand) aan het Chinese rijk zal verbinden. Dwars door Laos.
Werkgelegenheid voor de lokale bevolking, levert het niet op. De
Chinezen plaatsen een kampement, waar zowel materiaal, machinerie als
personeel (volgens de lokale bevolking hier, hoofdzakelijk armzalige
lui uit de Filipijnen, Myanmar en Sri Lanka) de uitvoering op zich gaan
nemen.
Wie betaalt, bepaalt!
Ongetwijfeld zal Laos ook wel wat duiten ontvangen voor deze
megaoperatie dwars door het onhergbergzame landschap, maar het is zeer
te betwijfelen of dat straks ook voor de locals voelbaar wordt.
Afgezien van enkele ondernemers, ontwikkelaars en investeerders, rijden
hier alleen "high-classified-government-employees" in
"four-wheel-drive-SUV-Luxuries" door de stad. "In-between-cars" bestaan
niet. Het voetvolk
verplaatst zich massaal per motorbike, fietsen doen alleen toeristen (€
5,00 per dag voor een heuse mountainbike|). De happy few die zich
binnen "de partij" hebben weten op te werken, zweven in hun Toyota
Hillux over het deplorabele asfalt, dat soms meer gaten dan wegdek
bestrijkt.
Een prachtig land, maar een speelbal, waar de massa slechts kan hopen op een beetje betrokkenheid van de buitenwacht.
|
Wekelijks verschijnt een nieuwe
BITS.
Op de hoogte blijven?
(svp je mailadres, o.v.v BITS)
|