Eind jaren tachtig van de vorige eeuw bezocht ik als beginnend
kunstenaar het Stedelijk Museum in Amsterdam vanwege een grote
tentoonstelling aangaande "Die Neue Wilden". Als reactie op het
ingetogen minimalisme en conceptualisme smeten jonge Duitse en
Italiaanse schilders als Markus Lüpertz, Walter Dahn en Enzo Cucchi met
wild figuratieve, expressieve gebaren de verf op veelal groot formaat
doek. Daarbij werden politieke statements naar hartelust afgewisseld
met klassieke portretten, stillevens en landschappen.
"Mülheimer-Freiheit", de bevrijding knalde letterlijk van het canvas.
Wat een verschil met mijn opleiding aan de academie in Maastricht, waar
techniek en beheersing de boventoon voerde. De toon was gezet, mijn
keuze gemaakt.
Van al mijn "helden" echter, zijn weinig beelden blijven hangen. Ja,
Bazelitz die alles ondersteboven schilderde, of Lüpertz met zijn sterk
aan Wereldoorlog II reflecterende, gigantisch uitvergrote
"helm-schilderijen", ben ik niet vergeten, maar ik moet toch even
graven.
Wat ik me echter nog steeds als de dag van gisteren voor de geest kan
halen, is mijn eenzame moment met Matisse in een aparte zaal naast het
schildersgeweld. Eén zaal met één werk. En een bankje. Het is
natuurlijk onzin, maar in mijn beleving heb ik wel een uur alleen
op het bankje in dat zaaltje gezeten. Geknipte vormen uit
gekleurd papier, gewoon op doek geplakt. Het meest waanzinnig
mooie schilderij (want dat is het natuurlijk) dat ik tot dan toe
in mijn leven had gezien. En zo simpel.
Thuis gekomen heb ik de afbeelding meteen in de Bieb opgezocht en zag
ook toen pas de titel met de verwijzing naar de parkiet en de
zeemeermin; had ik totaal over het hoofd gezien!
In Maastricht leerde ik dat schilderen kijken is.
Kijken is mooi, maar het gaat natuurlijk om het beleven. Matisse zie ik
inmiddels met mijn ogen dicht.
|
Wekelijks verschijnt een nieuwe
BITS.
Op de hoogte blijven?
(svp je mailadres, o.v.v BITS)
|